De belastingplichtige wil eerst stukken ontvangen
De case in het arrest van de Hoge Raad van 8 maart 2019 (ECLI:NL:HR:2019:322) luidt als volgt. Een man parkeert zijn auto in Amsterdam en koopt geen parkeerkaartje (of kon de financiering daarvoor niet rondkrijgen). Daarom krijgt hij van de parkeercontroleur een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Hij schakelt een professional in om bezwaar te maken. Deze dient een zogenoemd pro forma bezwaar in. Daarin wordt bezwaar gemaakt tegen de heffing op nog nader aan te voeren gronden (de motivering). Er wordt verzocht om toezending van de stukken waarop de heffing is gebaseerd en tevens wordt verzocht telefonisch te worden gehoord.
Omdat de motivering ontbreekt, stuurt de ambtenaar een brief zegt dat voor een bepaalde datum moet worden gemotiveerd. Daarop reageert de adviseur hij dat niet kan, omdat hij de gevraagde stukken niet heeft ontvangen. Onderwijl wordt er door de ambtenaar een telefonische hoor-sessie ingepland en meegedeeld dat de stukken daarvoor op diens kantoor ter inzage liggen.
Uiteindelijk gaat de adviseur niet naar het kantoor voor de inzage. Wel is er nog telefonisch contact maar wordt er niet gehoord. Uiteindelijk verklaart de ambtenaar het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat het niet gemotiveerd is.
Wat zeggen de rechtbank en het hof hierover?
De belastingplichtige gaat in beroep. Bij de rechtbank vangt hij bot. De rechtbank meent dat er in bezwaar geen recht bestaat op toezending van stukken, alleen een inzagerecht voor het horen. Van die mogelijkheid is geen gebruik gemaakt. Nu het bezwaar niet is gemotiveerd, is het terecht niet-ontvankelijk verklaard. In hoger beroep is het gerechtshof het met de rechtbank eens. Het hof onderstreept dat pas in beroep bij de rechter een recht op toezending van de stukken bestaat en in bezwaar alleen een inzagerecht.
Wat is het oordeel van de Hoge Raad?
Ook bij de Hoge Raad vangt de belastingplichtige bot. Hij oordeelt kort en bondig:
“Het bestuursorgaan is verplicht de op de zaak betrekking hebbende stukken ter inzage te leggen in het kader van het horen van de belanghebbende in bezwaar (artikel 7:4 Awb). Een dergelijke verplichting bestaat niet in een geval als het onderhavige, waarin geen enkele aanduiding is gegeven van de gronden van het bezwaar.”
en
“Het door belanghebbende gedane verzoek om afschrift van de stukken was geen grond om niet te voldoen aan de verplichting het bezwaar te motiveren binnen de door de heffingsambtenaar gestelde termijn.”
Mijn mening hierover
Om maar meteen met de deur in huis te vallen: ik vind dit een onwenselijk en onjuist arrest.
Een belastingplichtige moet weten waarop een belastingaanslag is gebaseerd, zodat hij zich daartegen kan verweren. Daarvoor heeft hij informatie nodig. Daarop ziet o.a. ook het inzagerecht. Het feit dat ambtenaren weigeren in bezwaar stukken toe te zenden die nodig zijn voor de motivering van het bezwaar, is al lastig te begrijpen en te aanvaarden. Dat deze praktijk wordt gedekt door de rechtspraak en dus zorgt voor – goeddeels – overbodige ritjes naar de belastingdienst, is misschien nog overkomelijk.
De Hoge Raad maakt het echter allemaal nog veel erger. Als het bezwaar nog niet is gemotiveerd, waarbij bovendien wordt aangegeven dat motivering zonder stukken niet mogelijk is, stelt de Hoge Raad ijskoud dat dan zelfs het inzagerecht niet bestaat. Dus je kunt niet eens gaan kijken waarop de aanslag is gebaseerd.
Zo ongenuanceerd zal de Hoge Raad het toch niet bedoelen???
Het staat er wel.
Zou het ermee te maken hebben dat het slechts om parkeerbelasting gaat en je doorgaans wel weet waarover het gaat en je eigenlijk niet moet zeuren? Zeg dát dan!
Mijn verzoek aan de Hoge Raad: pak de eerste de beste mogelijkheid om dit arrest ernstig te nuanceren. Deze verkeerde afslag leidt tot een ongeoorloofde inbreuk op de rechtsbescherming die een belastingplichtige in iedere bestuurszaak verdient.