Op 5 september 2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:4072, heeft Rechtbank Zeeland-West-Brabant bepaald dat in de haar voorliggende casus met succes een beroep is gedaan op de vrijstelling van artikel 33, aanhef en onder 12, van de Successiewet 1965.
Belast of onbelast? Dat is de juiste vraag
In 1992 zijn meneer en mevrouw getrouwd in gemeenschap van goederen. Uit hun huwelijk worden twee kinderen geboren, een dochter in 1989 en een zoon in 2000. Na een aantal omzwervingen keert het gezin in 2015 terug naar Nederland, maar vooruitlopend op een echtscheiding gaan zij al gescheiden wonen. Mevrouw en de kinderen trekken hierbij in de destijds uit gezamenlijk spaargeld aangekochte woning. Mevrouw heeft dan al enige tijd geen eigen inkomen meer omdat ze voor de kinderen heeft gezorgd.
In 2016 wordt de echtscheiding definitief en op basis van het convenant wordt de woning aan mevrouw toebedeeld. Mevrouw wordt hierdoor overbedeeld met een bedrag van € 112.500; in het convenant is echter geen overbedelingsschuld opgenomen. Meneer doet een beroep op het bestaan van een natuurlijke verbintenis omdat hij het zijn morele verplichting vindt er op toe te zien dat mevrouw en de kinderen een goede woning hebben om in te wonen.
Belangrijk om in dit plaatje mee te nemen, is dat meneer op basis van de alimentatieberekening géén partneralimentatie verschuldigd is. Zelfs het ene jaar partneralimentatie dat hij op basis van de afspraken in het convenant aan mevrouw betaalt, zou hij niet hoeven te betalen.
Uitspraak rechtbank: geen belaste schenking
De inspecteur gebruikt het ontbreken van alimentatieplicht juist om te stellen dat er geen sprake kan zijn van een natuurlijke verbintenis. De rechter tikt hem op zijn vingers, want de alimentatieberekening laat enkel zien wat rechtens afdwingbaar is. Een natuurlijke verbintenis draait juist om de morele verplichting die niet rechtens afdwingbaar is. De stelling van de inspecteur dat de huisvesting van mevrouw en de kinderen ook op een andere manier kan worden vormgegeven, brengt de rechtbank niet op een ander standpunt.
Daarnaast lijkt de inspecteur geen rekening te houden met het feit dat de alimentatieberekening ziet op inkomen en niet op vermogen. Vermogen wordt er weliswaar via inkomen uit dat vermogen bij betrokken, maar als je geen inkomen uit dat vermogen geniet dan hoef/mag je vermogensrechtelijk ook niets (te) doen voor je aanstaande ex-partner? Gelukkig is ook daar jurisprudentie over waarbij een groot vermogen aan de zijde van de alimentatieplichtige kan leiden tot alimentatieplicht.
De rechtbank vindt in deze casus dus dat terecht een beroep is gedaan op de vrijstelling in de Successiewet 1965. De inspecteur wordt zelfs veroordeeld in de kosten van de procedure.
Belangrijk om te weten
De rechtspraak in dit soort situaties is heel feitelijk. Voor iedere casus die goed gaat, is wel een vergelijkbare situatie te vinden waar het niet goed gaat en de vrijstelling niet wordt toegekend. Daarnaast zijn er ook situaties te bedenken waar de heffing van schenkbelasting misschien niet de slechtste oplossing is.
In deze casus speelt dan ook nog dat er geen partneralimentatie verschuldigd is. Is er wel partneralimentatie verschuldigd, dan kan een overwaarde in de woning wellicht worden toebedeeld aan de alimentatiegerechtigde via de afkoopsom alimentatie. Maar ook hier gaat de fiscaliteit nadrukkelijker een rol spelen. De afkoopsom alimentatie is aftrekbaar, maar waarschijnlijk voor een groot deel tegen een veel later tarief.
Zo kan een echtscheiding fiscaal een behoorlijke impact hebben, waarbij het streven naar een fiscaal optimale situatie niet de beste uitkomst hoeft te zijn in die specifieke situatie.
Wordt uw cliënt geconfronteerd met een echtscheiding? Denk dan niet alleen aan een advocaat en/of mediator, maar onderschat ook de fiscale impact niet. Neem vrijblijvend contact met mij op voor een eerste fiscale beoordeling van de situatie.