BTW en annulering
Klant ontvangt volledige vergoeding terug
Aanvankelijk zal de BTW-ondernemer BTW verschuldigd zijn over de van een klant ontvangen betaling in verband met een boeking voor een te leveren goed of dienst. Krijgt de klant het volledige bedrag terug dan is de BTW-ondernemer de BTW niet langer verschuldigd. Als de BTW over de eerdere betaling nog niet is aangegeven en afgedragen bij de Belastingdienst, dan is dit eenvoudig op te lossen door de BTW die in verband met de annulering niet (langer) verschuldigd is niet aan te geven en af te dragen.
Is de BTW inmiddels al in de BTW-aangifte aangegeven en afgedragen aan de Belastingdienst, dan kan de reeds betaalde BTW onder de volgende voorwaarden worden teruggevraagd:
• De BTW-ondernemer reikt in verband met de annulering met terugbetaling een creditfactuur uit aan de afnemer;
• Wanneer de afnemer een BTW-ondernemer is dan moet hij/zij de BTW die in verband met de annulering wordt terugvraagd het mislopen van BTW-inkomsten door de Belastingdienst uitsluiten. Dit omdat het risico bestaat dat de afnemer de eerder in rekening gebrachte BTW in aftrek heeft gebracht of zal brengen. Een BTW-ondernemer kan aan deze voorwaarde voldoen door zijn afnemer bij uitreiking van de creditfactuur een verklaring te laten tekenen dat hij eerder teruggevraagde BTW terug betaalt aan de Belastingdienst.
Klant ontvangt deel van overeengekomen vergoeding terug
Als gevolg van de annulering kan de klant een deel van de overeengekomen vergoeding terugontvangen, zodat een deel van de vergoeding betaald blijft.
Voor het deel van de vergoeding dat de klant terug ontvangt gelden dezelfde gevolgen als wanneer de klant de volledige vergoeding terug ontvangt, zodat de BTW-ondernemer voor dat deel geen BTW verschuldigd is en eerder afgedragen BTW onder de genoemde voorwaarden terug gevraagd wordt.
In een recente zaak (Vodafone Portugal, zaak C-43/19) oordeelde het Europese Hof over de problematiek rondom annuleringen. Het betrof in deze zaak een situatie waarin een klanten die de minimumcontractuur niet nakwamen een vergoeding aan Vodafone moesten betalen. Het Europese Hof oordeelt dat de bedragen die een ondernemer ontvangt wanneer een overeenkomst op grond waarvan een klant in ruil voor gunstige commerciële voorwaarden een minimumcontractduur moet naleven maar dit contract door de aan de klant te wijten oorzaken voortijdig wordt beëindigd, met BTW is belast.
BTW en schadevergoeding
Het deel van de vergoeding dat de klant betaalt en niet terug ontvangt is niet belast met BTW voor zover dit deel als schadevergoeding wordt aangemerkt. In de rechtspraak is uitgewerkt wanneer van een schadevergoeding sprake is. Gebleken is dat wanneer deels is betaald en de prestatie vervolgens niet doorgaat zodat de BTW-ondernemer schade lijdt omdat hij in een andere situatie bij uitvoering van de prestatie de volledige vergoeding had ontvangen, dit indicaties zijn dat sprake is van een schadevergoeding. Een voorbeeld is de aanbetaling voor een pedicurebehandeling, waarbij de klant niet op komt dagen en doordat de tijd gereserveerd was geen andere boeking voor dat tijdstip aangenomen kon worden zodat de BTW-ondernemer schade lijdt. Hij ontvangt immers maar een deel van de vergoeding. Als de betaling als schadevergoeding wordt aangemerkt is de BTW-ondernemer geen BTW over de ontvangen vergoeding verschuldigd. Is de BTW inmiddels al afgedragen, dan kan de BTW-ondernemer de BTW terugvragen in het tijdvak waarin de annulering plaatsvindt.
Geen schadevergoeding
Uit rechtspraak blijkt ook dat wanneer het gehele bedrag betaald is en de prestatie vervolgens niet nagekomen wordt omdat de klant niet op komt dagen, dat niet van een schadevergoeding gesproken wordt maar dat de BTW gewoon door de BTW-ondernemer verschuldigd is. De BTW-ondernemer loopt geen inkomsten mis. De BTW-ondernemer heeft een prestatie verricht omdat de klant het recht heeft (gehad) op een goed of dienst van de BTW-ondernemer. In dat geval is de BTW-ondernemer BTW verschuldigd over de ontvangen vergoeding van de klant.
Uit rechtspraak blijkt dat van geval tot geval bepaald moet worden of sprake is van een schadevergoeding of niet, en dat de feitelijke omstandigheden daarbij bepalend zijn. Het is daarom raadzaam om een adviseur in te schakelen die samen met de BTW-ondernemer de specifieke situatie beoordeeld.
Klant betaalt gehele vergoeding
Ook hierbij geldt dat als de betaling als een schadevergoeding kan worden aangemerkt de BTW-ondernemer de BTW kan terugvragen. Omdat de gehele vergoeding betaald wordt en de ondernemer geen schade lijdt, lijkt het erop dat over de vergoeding BTW verschuldigd maar op basis van de rechtspraak is in bepaalde situaties verdedigbaar dat geen prestatie wordt verricht dus geen BTW verschuldigd is. Ook hierbij is weer van belang om op te merken dat de rechtspraak zeer casuïstisch is en dat het raadzaam is om voor de specifieke situatie een adviseur in te schakelen of om met de Belastingdienst af te stemmen.
Schema gevolgen annulering voor BTW
Schematisch weergegeven zijn de gevolgen van annuleringen als volgt (let op, dit is een indicatie en biedt geen uitsluitsel):
BTW en uitstel van prestatie
Wordt de prestatie uitgesteld, dan blijft de klant recht houden op een prestatie, zodat de BTW verschuldigd blijft.
BTW en kortingen
Ook bij kortingen kan BTW door de BTW-ondernemer worden terug ontvangen. Op welke wijze de BTW weer wordt terug ontvangen, hangt er vanaf of de korting vooraf of achteraf verleend wordt.
Korting die direct op de inkoopfactuur wordt vermeld verlaagt het belastbaar bedrag waarover BTW verschuldigd is. Op de factuur resulteert dit ertoe dat BTW wordt berekend over de vergoeding verminderd met de korting, zodat gelijk het juiste BTW-bedrag verschuldigd is. Dit is het BTW-bedrag dat de BTW-ondernemer in zijn BTW-aangifte aangeeft en afdraagt aan de Belastingdienst.
Achteraf verleende korting
Bij een korting achteraf reikt de BTW-ondernemer als aanvulling op de oorspronkelijke factuur een creditfactuur aan de afnemer uit met daarop een negatief (BTW-)bedrag. Ook in deze situatie moet de BTW-ondernemer het risico dat de afnemer de BTW in aftrek brengt uitsluiten. Is de afnemer een particulier dan is er geen risico. Is de afnemer een ondernemer of rechtspersoon dan is het raadzaam om de afnemer bij uitreiking van de creditfactuur een verklaring te laten tekenen dat de afnemer de te veel terug gevraagde BTW aan de Belastingdienst terug betaalt. De BTW-ondernemer vraagt de BTW terug in de BTW-aangifte van het tijdvak waarin de creditfactuur is uitgereikt.
BTW en oninbare vorderingen
Is sprake van een oninbare vordering, dan is de BTW eerder al afgedragen. De BTW-ondernemer vraagt deze BTW terug op het moment dat de vordering oninbaar wordt. Dat is uiterlijk het moment waarop één jaar na het opeisbaar worden van de factuur is verstreken. De factuur wordt opeisbaar na afloop van de betalingstermijn, en wanneer geen betalingstermijn is vermeld dan geldt de wettelijke betalingstermijn 30 dagen. In bepaalde gevallen kan eerder worden aangetoond dat de afnemer niet zal betalen, bijvoorbeeld ingeval van faillissement. De BTW kan dan eerder terug worden gevraagd.
Vraag de BTW terug door een negatieve omzet en negatief BTW-bedrag bij vraag 1a/1b van de BTW-aangifte in te vullen. Vraag de BTW tijdig terug, namelijk in het tijdvak waarin de éénjaarstermijn is verstreken. Is de BTW-aangifte over het betreffende tijdvak al ingediend, vraag de BTW dan via een BTW-suppletie terug.
De VVD wilde de teruggavetermijn voor oninbare BTW verkorten naar drie maanden. Zij reageerde fel op de stelling van de Belastingdienst dat het verkorten van het teruggave termijn, voor betaalde BTW over oninbare vorderingen, geen toegevoegde waarde zou hebben. De coronacrisis zorgt ervoor dat steeds meer rekeningen niet worden betaald terwijl hier wel BTW over afgedragen moet worden. Normaliter ontvangt een BTW-ondernemer de BTW, betaald over oninbare vorderingen, binnen één jaar terug maar dat kan voor grote liquiditeitsproblemen zorgen. Staatssecretaris Vijlbrief van Financiën meent, evenals de Belastingdienst, dat de beperkte vooruitgang in de liquiditeitspositie van de ondernemer die een snellere BTW-teruggaaf krijgt niet of nauwelijks opweegt tegen de toename van de administratieve lasten voor diezelfde ondernemer. Hierdoor zal het teruggave termijn voor oninbare BTW niet verkort worden.