Interpretatieverschillen binnen de EU
Dubbele heffing van btw komt in het EU-handelsverkeer regelmatig voor. Het is mogelijk dat twee EU-landen vechten om hetzelfde ‘btw-been’. Met de explosieve groei van de digitale economie is de grensoverschrijdende dubbele heffing van btw drastisch toegenomen. Weliswaar zijn de materiële btw-bepalingen goeddeels in btw-richtlijnen geharmoniseerd, maar dat laat onverlet dat interpretatieverschillen veelvuldig voorkomen tussen EU-landen. Zowel niet-heffing als dubbele btw-heffing kan zich daardoor voordoen. (BTW Bulletin 2019/56) Géén heffing is vervelend voor de overheid, maar dubbele heffing is vooral zuur voor de ondernemer. De leverancier ontvangt het btw-bedrag namelijk maar één keer van zijn afnemer. En dat terwijl btw niet hoort te drukken op de ondernemer, maar op de consument. Zowel dubbele als niet-heffing leidt tot schending van de fiscale neutraliteit en verstoring van concurrentieverhoudingen in de interne markt. Soms kan (informeel) overleg tussen EU-landen soelaas bieden, maar doorgaans zijn landen terughoudend om de eigen heffingsbevoegdheid op te geven. Een lange fiscale procedure – zo mogelijk met inmenging van het Hof van Justitie in Luxemburg – moet dan uitsluitsel bieden.
Verschillende teruggaaf- en naheffingstermijnen per land
Het is ook mogelijk dat er geen discussie is over welk EU-land btw mag heffen, maar dat de ondernemer in kwestie simpelweg btw heeft betaald in het verkeerde EU-land. En dubbele heffing ontstaat als de btw nog een keer moet worden betaald. Want waar het materiële btw-recht grotendeels is geharmoniseerd, is dat in het formele recht helemaal niet het geval. Elk land kent zijn eigen teruggaaf- en naheffingstermijnen (en boetestelsel). Daardoor bestaat de kans dat de ondernemer in een ander land alsnog btw moet betalen, en het land waar btw ten onrechte is betaald deze maar gedeeltelijk teruggeeft.
Zo heeft Nederland een naheffingstermijn en dito teruggaaftermijn van vijf jaar. België kent een kortere termijn: drie jaar. En in Duitsland bedraagt de naheffingstermijn zeven jaar. De twee zaken waar onze bijstand werd ingeroepen, gingen om dubbele heffing in België-Nederland en in Nederland-Duitsland.
De Belgische ondernemer betaalde gedurende een aantal jaren abusievelijk in België btw, terwijl dat naar de schatkist in Nederland had moeten gaan. In de andere zaak betrof het een Nederlandse ondernemer die in Nederland over haar diensten btw betaalde, terwijl dat Duitsland had moeten zijn. In beide situaties was er geen discussie over welk land het heffingsrecht toekwam.
De Belgische ondernemer kwam er zelf achter en meldde zich – via ons – vrijwillig bij de Belastingdienst in Nederland. De Nederlandse ondernemer kreeg ineens een brief in de bus van het Finanzamt für Steuerstrafsachen und Steuerfahndung in Bonn met het bericht dat er nog btw in Duitsland was verschuldigd. Da’s toch schrikken.
Beide ondernemers wilden alsnog aan hun fiscale verplichtingen in Nederland, respectievelijk Duitsland voldoen. Als ze maar niet bleven zitten met een dubbele last. Die heb je te pakken als gevolg van de termijnen die verschillen per land. Dus Nederland heft na over de afgelopen vijf jaren en België geeft over de oudste twee jaar de btw niet terug. En Duitsland legt een naheffingsaanslag op over de afgelopen zeven jaren en Nederland geeft de btw alleen over de afgelopen vijf jaar terug. Met als extra-complicatie dat over de ambtshalve teruggaaf geen bezwaar of beroep openstaat. Een lacune in de rechtsbescherming waarover we al vaker hebben geschreven. Je bent afhankelijk van de welwillendheid van de inspecteur.
Een creatieve oplossing
Na onze interventie was de Nederlandse Belastingdienst in beide zaken bereid de dubbele heffing weg te nemen. Ondanks het feit dat harmonisatie op het terrein van het formele recht ontbreekt, vond de Belastingdienst de inbreuk op het neutraliteitsbeginsel dermate ernstig dat inspecteur én ontvanger bereid waren om met de verschuldigdheid (België-Nederland situatie) en de teruggaaf (Nederland-Duitsland situatie) creatief om te gaan. De Belastingdienst gaf hiermee op geweldige wijze invulling aan het begrip ‘menselijke maat’! De betrokken ondernemers keerden tevreden huiswaarts. Zo kan het dus ook.