De btw-regelgeving kent diverse vrijstellingen. Denk aan de vrijstelling voor zorgprestaties, sport, prestaties van ziekenhuizen en gezondheidsinstellingen, diverse sociaal culturele activiteiten, jeugdzorg, maatschappelijk werk, etc.. Vrijstellingsbepalingen moeten eng worden uitgelegd. Daarbij dient te worden gekeken naar het geheel van feiten en omstandigheden waaronder de prestatie wordt verricht. De overeenkomst kan daarbij een belangrijke aanwijzing zijn, maar is zeker niet allesbepalend. Indien de prestatie wordt verricht door het personeel van een ondernemer, bestaat het risico dat de prestatie wordt aangemerkt als uitlenen van personeel. Dit risico wordt groter naarmate de feiten en omstandigheden meer wijzen in de richting van uitlenen van personeel dan van de onderliggende vrijgestelde prestatie.
Indien een ondernemer prestaties verricht aan een andere ondernemer door het inschakelen van ZZP’ers die niet bij hem in loondienst zijn, kan toch sprake zijn van het belast uitlenen van personeel. Ook in die gevallen bestaat dus het risico dat de prestatie onbedoeld gekwalificeerd moet worden als uitlenen van personeel in plaats van bijvoorbeeld een zorgprestatie.
Wat kunt u er aan doen om het risico dat uw prestatie onbedoeld als btw-belast uitlenen van personeel wordt aangemerkt, te beperken? Uiteraard is het daarbij van belang om in eerste instantie uit te sluiten dat feitelijk sprake zou kunnen zijn van het uitlenen van personeel en dat het partijen daar in hoofdzaak ook niet om te doen is. Vervolgens is het van belang om zowel uit de overeenkomst als uit de overige feiten en omstandigheden te laten blijken dat de betreffende prestatie vrijgesteld is.
Van belang is dat het onderwerp van de overeenkomst de betreffende vrijgestelde prestatie is. Het gaat dan bijvoorbeeld om een overeenkomst van opdracht tot het verrichten van zorgdiensten. De aard van de werkzaamheden dienen duidelijk te worden beschreven terwijl uit de overeenkomst tussen opdrachtgever en opdrachtnemer geen arbeidsovereenkomst of uitzendovereenkomst bestaat of enige andere juridische band waaruit een verhouding van ondergeschiktheid bestaat (zie Besluit van 14 december 2018, nr. 2018-22809). Termen als ‘detachering’ en ‘uitlenen van personeel’ dienen daarin vermeden te worden.
In de uitspraak van Hof Den Haag van 5 maart 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:548, vond het Hof daarbij van belang dat volgens de overeenkomst de opdrachtnemer:
Hierbij zij opgemerkt dat de Hoge Raad reeds in 2014 oordeelde dat ter zake van in een maatschap werkende anesthesieverpleegkundigen en operatieassistenten de omstandigheden:
niet van belang zijn als het gaat om het kwalificeren van een prestatie met het oog op de toepassing van een vrijstelling. (HR 13 juni 2014, ECLI:HR:2014:1375).
Hetgeen in de overeenkomst staat vermeld over de prestatie moet worden bevestigd door alle andere relevante feiten en omstandigheden die op de prestatie betrekking hebben. Zo dient de opdrachtnemer ook naar buiten toe kenbaar te maken dat ze zich bezig houdt met de betreffende activiteiten. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de website of informatiefolders.
Het Hof Den Haag hecht in haar uitspraak van 5 maart 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:548 tevens waarde aan de feitelijke uitvoering van de overeenkomst. Deze dient te hebben plaatsgevonden conform hetgeen daarin is overeengekomen. Dit blijkt in de betreffende casus volgens het Hof uit de onweersproken stellingen van belanghebbende dat:
Omdat iedere situatie weer anders in elkaar steekt, zal het uiteindelijk steeds om maatwerk gaan. Heeft u vragen over hoe u een belaste uitlening van personeel in uw situatie kunt voorkomen? Neemt u dan gerust vrijblijvend contact op.